Vorige week stroomde de Nieuwe Kerk in Den Haag vol voor de jaarlijkse Goede Doelen Lezing 2025, een initiatief van brancheorganisatie Goede Doelen Nederland. Robbert Dijkgraaf, voormalig minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, was spreker. Hij staat bekend als een man die wetenschap, politiek en samenleving moeiteloos weet te verbinden en daarbij niet schuwt om kritische vragen te stellen. Hoofdredacteur Petra Hoogerwerf was aanwezig en sprak na afloop Dijkgraaf en met Margreet Plug, directeur van Goede Doelen Nederland.

De lezing
Dijkgraaf noemde in zijn lezing dat maatschappelijke organisaties én wetenschap steeds vaker onder druk staan en daarmee de fundamenten van onze democratische rechtsstaat. Ruimte voor reflectie, tegenspraak en maatschappelijke kritiek is allang niet meer vanzelfsprekend. Vijftig procent van de klimaatonderzoekers wordt bijvoorbeeld bedreigd en desinformatie ondermijnt het maatschappelijk middenveld. Hij sprak over zaadjes van despotisme en dat autocraten de wind mee lijken te hebben.
Robbert Dijkgraaf
Dijkgraaf is momenteel hoogleraar Wetenschap en maatschappij in internationaal perspectief aan de Universiteit van Amsterdam en President-Elect van de International Science Council (ISC). Hij zet zich in voor science diplomacy: het verbinden van wetenschap en samenleving, nationaal én internationaal. Hij was tien jaar lang directeur van het Institute for Advanced Study in Princeton, Amerika en ontving in 2003 de Spinozaprijs.
Dijkgraaf maakt van de wereld van de instituties en de samenleving een metafoor. En hij vergeleek het parlement en de hoge colleges van staat als de ruggengraat van de samenleving. ‘Een ruggengraat kan meebewegen in tegenstelling tot een pantser.’ De filantropische sector beschreef hij al het (spier)weefsel om de ruggengraat heen, om span- en veerkracht te geven en de instituties overeind te houden.
Ondanks zijn bezorgdheid wilde hij een boodschap van hoop uitspreken. ‘Daarom is het onze taak als wetenschap én maatschappelijk middenveld om goed uit te leggen wát we doen. En van elkaar te leren en de samenwerking op te zoeken.’ Zijn laatste tip was: ‘Doe als organisatie vooral wat jij goed kan en anderen niet.’
De Goede Doelen Lezing 2025 is via deze link terug te lezen.
‘Beter is te spreken van expansie dan inclusie: groeien door de komst van mensen’ - Robbert Dijkgraaf
Nagesprek
Na afloop schoof journalist Frénk van der Linden aan om met hem in gesprek te gaan. Van der Linden trapte af met een persoonlijke vraag: waar twijfelde Dijkgraaf over bij het schrijven van zijn lezing? Dijkgraaf gaf toe: ‘Juist een optimistische boodschap roept de meeste twijfel op. Eén nieuwsbericht kan je verhaal al onderuithalen. De werkelijkheid gaat niet in een vloeiende lijn omhoog, het zijn zigzagbewegingen in de tijd.’ Toch ziet Dijkgraaf het als zijn taak om voorbij de waan van de dag te kijken en steeds opnieuw de spiegel voor te houden: waar weten we eigenlijk te weinig van en hoe leren we het meeste wanneer we uit onze comfortzone stappen?
Die houding bracht hem ook in aanraking met filantropie. Toen hij in de VS werkte, ontdekte hij een wereld die volledig gefinancierd werd door particuliere giften. Dat was wennen, komend uit Nederland, waar ‘de overheid eigenlijk de enige filantroop van de wetenschap is.’ Maar juist dat bredere draagvlak bleek krachtig: ‘Het geef meer stabiliteit, meer vrijheid om risico’s te nemen en ruimte voor thema’s die de politiek lastig kan uitleggen, zoals hoog-risico- en lange termijnonderzoek. Een individu kan besluiten in iets te investeren dat pas over vijftig jaar resultaat heeft. Dat is precies waar filantropie zijn waarde bewijst.’
Filantropie vult volgens hem geen gaten die de overheid laat vallen, maar creëert aanvullende waarde. Waar publieke middelen kwetsbaar zijn voor politieke wendingen, vormen particuliere bijdragen een stevige tweede poot onder de tafel. ‘Iedere donor belicht een ander facet van dezelfde diamant. Dat maakt niet alleen de sector rijker, maar ook de samenleving.’
De uitdaging ligt volgens Dijkgraaf in het zichtbaar maken van die meerwaarde. Niet door te roepen dat een zaak belangrijk is, maar door te laten zien waarom juist filantropie onmisbaar is. Die oproep geldt voor wetenschap, kunst en cultuur, maar ook voor maatschappelijke emancipatie en ontwikkelingssamenwerking.
Van der Linden daagde hem uit te vertellen over momenten waarop hij zijn hoofd had gestoten. Dijkgraaf wees op zijn tijd als minister, waarin hij geconfronteerd werd met de schrijnende effecten van beleid op mbo-studenten met een migratieachtergrond. Het leverde ongemakkelijke gesprekken op, maar ook belangrijke lessen. ‘Ik leer het meest als ik uit mijn comfortzone word gehaald’, vertelde hij. ‘Juist daar ligt de groei.’
Boodschappen aan de sector
Zijn boodschap aan de sector: zoek samenwerking, leer van elkaars ervaringen en organiseer je beter. Polarisatie en afnemend vertrouwen in instituties maken het noodzakelijk om nieuwe manieren te vinden om met de samenleving in gesprek te gaan. Filantropie kan daarin vooroplopen, als motor van verbinding en vernieuwing. ‘Publiek belang hoeft niet alleen door de overheid gedragen te worden, besloot Dijkgraaf. ‘’ Het moet ook gedragen worden door het publiek.’
Het gesprek eindigde met de vraag: hoe voorkom je dat optimisme naïef wordt? Dijkgraaf: ‘Je moet hoopvol zijn, maar niet blind. Het leven is balanceren tussen naïviteit en paranoia. Ergens daartussen ligt de ruimte om echt verschil te maken.’ Met die woorden liet hij de bezoekers achter: niet met pasklare antwoorden, maar met een uitnodiging tot reflectie, moed en samenwerking. Een gesprek dat de complexiteit van deze tijd erkende en toch de kracht van optimisme liet voelen.
Interviews
Na de Lezing spraken Robbert Dijkgraaf en Margreet Plug exclusief met Vakblad fondsenwerving.
Robbert Dijkgraaf, u had het in uw lezing over het maatschappelijk middenveld als spierweefsel rondom de ruggengraat van instituties. Hoe kan je spierpijn voorkomen?
'Haha, precies, of denk aan atrofie, als spieren minder sterk worden. Ik denk dat er geen gebrek is aan geloof in de eigen kracht, maar er zijn wel zorgen of er in de samenleving genoeg voedingsstoffen zijn om die kracht te behouden. Je krijgt spierpijn als je te weinig suikers of andere zaken binnenkrijgt. Daarom is dit het moment voor reflectie: hoe zorgen we dat zoveel mogelijk mensen begrijpen wat we doen en zich aansluiten? Misschien hebben we te weinig aan publiek engagement gedaan. Misschien hebben we niet duidelijk genoeg gemaakt welke resultaten we leveren of hebben we die resultaten niet voldoende geleverd. We hebben vaak naar binnen gekeken en te weinig naar buiten. Dit is een moment om als sector te groeien. Het mooie is: iedereen doet iets heel verschillend, wetenschap, kunst, internationale samenwerking, maar dit vraagstuk hebben we gemeen. We kunnen veel van elkaar leren.’
‘En laten we eerlijk zijn. Soms is het lastig om het grote verhaal te vertellen. Wat helpt, is om het verhaal klein te maken, in één enkel geval. Dat noem ik de power of one. Eén voorbeeld kan mensen aanspreken: ‘ik doe dit voor die ene persoon.’ Daarmee wordt het duidelijk. Je spreekt emoties aan en combineert de grote lijn met iets concreets. Dat werkt. Als ik uitleg waarom fundamenteel onderzoek belangrijk is, zeg ik: dankzij dit onderzoek is er nu dit medicijn. Dan begrijpen mensen het. En je moet ook de begeestering laten zien: in jullie sector wijden mensen hun leven aan een goed doel. Dat zichtbaar maken, werkt enorm enthousiasmerend.’
Er zijn veel non-profitorganisaties die kritisch zijn op instituties, de ruggengraat dus. Hoe ziet u die spanning?
‘Kritiek is belangrijk. Het gaat niet om blinde verering en instituties moeten meegroeien met de samenleving. Ruggenwervels kunnen groeien en in zekere zin zitten we in een groeistuip. Die vernieuwing gebeurt niet spontaan. Daar ligt ook een rol voor het maatschappelijk middenveld. Niet om instituties te verzwakken, maar juist om ze sterker en misschien groter te maken.’
Dus uw lezing is eigenlijk een pleidooi voor zelfkritiek, zowel in wetenschap als bij goede doelen?
‘Totaal. Het klinkt paradoxaal, maar ongemak is nodig om te groeien. We willen vaak een comfortabele samenleving, maar zonder ongemak stagneert groei. Dingen kunnen beter, al zie je dat niet altijd aankomen. Juist de tegenstem kan richting geven aan de toekomst. Samenlevingen die tegenspraak uitsluiten, sluiten zichzelf uiteindelijk op. Daarom moeten we niet bang zijn voor demonstraties of kritiek: laat die ballon van gemakkelijk denken maar doorprikken.’
--
Margreet Plug, directeur van Goede Doelen Nederland, wat vond je van de lezing van Robbert Dijkgraaf?
‘Ik vond het een prachtige lezing. Er sprak echt optimisme uit en dat is in deze tijd heel welkom. Maar het betekent óók dat er werk aan de winkel is. Dijkgraaf is een ster in metaforen. Zijn vergelijking dat maatschappelijke organisaties het spierweefsel zijn dat de ruggengraat van de samenleving rechtop houdt, vond ik heel treffend. Het vat precies samen wat wij als sector doen. Goede doelen zitten in alle haarvaten van de samenleving. We staan dicht bij mensen en hun zorgen, of dat nu gaat om dieren, gezondheid, armoede of natuur. Juist die veelkleurigheid maakt onze sector zo krachtig. Maar we kunnen de rol van de overheid niet overnemen en andersom ook niet. Het gaat om drie pijlers die elkaar versterken: overheid, bedrijfsleven en maatschappelijk middenveld. Alle drie zijn hard nodig.’