Lid worden van Vf? Meld je nu aan

LID WORDEN

Advertentie

Procurios /Fundraising CRM voor goede doelen

Wijziging telecomwet: CDA, ChristenUnie, GroenLinks, PvdA en VVD nemen het op voor de goede doelen

Commentaar

20 mei 2020

Het voorstel tot wijziging van de Telecomwet, van staatssecretaris Mona Keijzer, is op 15 mei 2020 besproken in de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat van de Tweede Kamer. We zijn in het verslag daarvan – [dat hier kan worden gedownload] – nagegaan wat er gezegd is over de gevolgen voor de fondsenwervende instellingen. We noemen daarbij de partijnamen, wetende dat het in al die gevallen gaat om die leden van de Tweede Kamerfractie van die partij die bij het overleg aanwezig waren. 

door Jaap Zeekant, Jeroen Hogenhout

Dit viel ons op

Maar eerst maken we enkele opmerkingen over wat ons is opgevallen. Het is duidelijk dat de inbreng van Goede Doelen Nederland in de commissie ruime aandacht heeft gekregen, al waren het slechts deze partijen die over de materie vragen stelden en opmerkingen maakten: CDA, ChristenUnie, GroenLinks, PvdA en VVD.

Het punt van de irritatie door ongewenst gebeld te worden op zich staat (helaas) niet ter discussie. Wel wordt gezien dat die irritatie deels het gevolg is van het niet begrijpen van het Recht van Verzet. Maar het Recht van Verzet is gewoon een simpele manier om je voor dergelijke contacten af te melden. Daar valt niet zo veel aan te begrijpen. Wat wel lastig te begrijpen is voor de burgers, is waarom ze, ook na bijvoorbeeld afmelding, nog wel gebeld mogen worden. Dat komt omdat het Recht van Verzet alleen geldt voor de organisatie die op dat moment belt, maar dat ontgaat iedereen. Er werd in het commissieoverleg gevraagd hoe de regering aankijkt tegen een ruimere definitie van de klantrelatie, zodat bijvoorbeeld mensen waarvan gebleken is dat ze sympathisant zijn wel gebeld mogen worden. Het is een sympathieke gedachte, waarvan de uitvoering het helaas nog ondoorzichtiger maakt voor de burger. Het onbegrip zal hoe dan ook bij de nieuwe wettelijke regeling alleen nog maar toenemen. In die zin schiet het wetsvoorstel zijn doel geheel voorbij. Het is een illusie te denken dat je dat met voorlichting kunt oplossen. Je kunt je ook afvragen waarom de overheid eigenlijk van burgers vraagt om ingewikkelde regelingen die in Den Haag worden bedacht te begrijpen. Waarom worden de regelingen niet simpeler gemaakt? Dat zou pas irritatie wegnemen.

Erkende goede doelen of anbi's?

De discussie in de commissie gaat over charitatieve organisaties' en 'goede doelen', maar zou moeten gaan over 'fondsenwervende instellingen.' Opvallend is ook dat er wordt gesproken over 'erkende goede doelen', maar dat de relatie met algemeen nut beogende instellingen niet wordt gelegd. Algemeen nut beogende instellingen zijn door de overheid gedefinieerd en als zodanig gerangschikt door het Ministerie van Financiën (Belastingdienst). Er zijn tienduizenden van dergelijke maatschappelijke organisaties. Slechts ruim zeshonderd daarvan hebben bij het Centraal Bureau Fondsenwerving een Erkenning aangevraagd (en gekregen). Die CBF Erkenning heeft geen wettelijke status. Er is geen onderzoek bekend dat de conclusie rechtvaardigt dat zogenoemde erkende goede doelen zich in positieve zin onderscheiden van andere anbi's. Het verdient dan ook aanbeveling dat de Kamerleden de anbi's als uitgangspunt nemen en voor die instellingen een uitzondering regelen in de nieuwe wet.

Anbi's commerciële instellingen?

Er wordt door de Kamerleden ingegaan op het onderscheid tussen charitatieve organisaties en bedrijven, al wordt daarbij niet gesignaleerd welke van beide voor de (meeste) klachten verantwoordelijk zijn. Uit het Zestonderzoek blijkt dat de charitas slechts voor een minimaal deel van die klachten verantwoordelijk is. Het fundamentele verschil tussen bedrijven en anbi's is principieel. We vinden het bijvoorbeeld ook terug in de (fiscale) wetgeving. Bedrijven betalen belasting over het resultaat van hun transacties. De anbi's zijn vrijgesteld: geen belasting op giften en nalatenschappen. Herman Tjeenk Willink maakt in zijn boek 'Groter denken. Kleiner doen.' onderscheid tussen de markt en de burgersamenleving, als onderdelen van de rechtsstaat. Ook dat ondersteunt onze stelling dat anbi's niet moeten worden gelijkgesteld met commerciële instellingen. Als we het verschil tussen de commercie en de anbi's doortrekken, dan zou de term 'telemarketing' nog uitsluitend gebruikt moeten worden bij commercie. Bij anbi's gaat het om contacten die een geheel ander (zeker geen verkoop-)karakter hebben.

Het mogelijke wegvallen van inkomsten bij de goede doelen lijkt een belangrijk punt te zijn bij de Kamerleden. De regering wordt gevraagd om daarvan een schatting aan te leveren. Overigens staat dat punt wat ons betreft los van de coronacrisis, die in dat verband ook genoemd werd. Het verlies aan inkomsten is blijvend. De coronacrisis maakt 'slechts' het belang van het werk van de maatschappelijke instellingen zoals goede doelen extra zichtbaar.

Het onderzoek van Zest

Belangrijk is dat ook het onderzoek dat Goede Doelen Nederland door Zest heeft laten verrichten, de Kamerleden niet ontgaan is. Maar de belangrijkste boodschap van dat onderzoek is nog niet overgekomen: slechts een kleine minderheid heeft problemen met ongevraagde telefoontjes van goede doelen. In dit verband noemen we ook dat door Kamerleden het belang van de burgers werd geplaatst tegenover dat van de charitas. Maar het Zestonderzoek laat juist zien dat er eerder sprake is van een gezamenlijk belang.

Hierna vermelden we – deels in onze eigen woorden – wat de vijf partijen in de commissievergadering over de kwestie hebben gezegd. Lees voor het volledige verslag deze download.

GroenLinks

GroenLinks maakt zich zorgen 'over één groep die ook gebruikmaakt van telemarketing om ons land juist een beetje beter te maken. Het gaat hier om erkende goede doelen. Zeker in de huidige crisistijd zijn zij van belang bij het ondersteunen van zorgpersoneel en andere initiatieven om door deze coronacrisis heen te komen. Tegelijkertijd ziet deze partij 'ook dat de fondsenwerving van deze goede doelen lastiger verloopt omdat collectes en werving op straat zijn stopgezet. En als door deze wet ook nog hun telemarketing vervalt, heeft dit negatieve gevolgen voor de inkomsten van deze organisaties terwijl deze nu van essentieel belang zijn. Wat vindt de regering van deze situatie? Heeft zij bij het opstellen van dit wetsvoorstel het meest recente onderzoek van Zest meegenomen, waaruit blijkt dat er naar verwachting tientallen miljoenen minder beschikbaar zullen zijn voor maatschappelijke projecten en activiteiten? Zo nee, is zij bereid om hier nader naar te kijken om de gevolgen voor goede doelen van dit wetsvoorstel in kaart te brengen? Kan de regering hierbij ook beide onderzoeken van Kantar en Zest tegenover elkaar zetten?'

GoenLinks begrijpt 'dat met het huidige Bel-me-niet-register alleen consumenten met een financiële, warme, klantrelatie benaderd kunnen worden door organisaties. Deze regel maakt dat het voor commerciële bedrijven makkelijker is om consumenten te benaderen wanneer zij bijvoorbeeld een product bij hen gekocht hebben.' GroenLinks vindt 'de relatie van een commercieel bedrijf dermate anders dan een maatschappelijke organisatie. Hoe kijkt de regering aan tegen de verschillen tussen commerciële bedrijven en goede doelen? Heeft de regering oplossingen voor de moeilijkheden die goede doelen kunnen krijgen door deze wet? En nog wat meer ingaand op deze klantrelatie, wat verstaat de regering onder een relatie? Kan de regering denken over een middenweg waarbij de definitie relatie breder wordt getrokken, waardoor ook consumenten die een petitie hebben ondertekend, bij een bijeenkomst aanwezig waren of eerder gedoneerd hebben, benaderd kunnen worden? Welke andere manieren heeft de regering om goede doelen tegemoet te komen?'

Ten slotte leest GroenLinks in de reactie van de staatssecretaris op de internetconsultatie dat de privacy van de consument zwaarder weegt dan het belang van de goede doelen. GroenLinks toont er begrip voor dat het een lastige afweging is en is dan ook benieuwd hoe deze beslissing tot stand is gekomen en welk denkproces eraan ten grondslag ligt.

VVD

De VVD wil van de regering weten welke voorstellen vanuit de belangenvertegenwoordigers van organisaties die opdrachtgever of opdrachtnemer zijn van telemarketing, gedaan zijn om de ‘irritatie en problemen’ weg te nemen en waarom deze door de regering als onvoldoende zijn beoordeeld?

Voorts merkt de VVD op dat de regering in de memorie van toelichting aangeeft dat het gebrek aan kennis bij natuurlijke personen over het recht van verzet een van de knelpunten in het huidige systeem is, maar dat het recht van verzet ook in het voorgestelde systeem een belangrijk instrument blijft voor consumenten om in geval van een bestaande klantrelatie of eerder gegeven toestemming voor telemarketinggesprekken, zich hiervan te vrijwaren. De VVD wil weten op welke wijze de regering voornemens is om te ondervangen dat het eerder geconstateerde gebrek aan kennis bij natuurlijke personen over dit recht van verzet ook in het voorgestelde systeem een knelpunt zal worden.

Voorts wil de VVD van de regering weten op 'op basis van welke overwegingen is besloten om geen onderscheid aan te maken tussen commerciële, charitatieve en ideële doeleinden bij de regulering van telemarketing? Kan de regering daarbij toelichten of de uitzondering in het voorgestelde artikel 11.7, vijfde lid, van de Telecommunicatiewet zo moet worden gelezen dat charitatieve en ideële organisaties wel toestemming hebben om gegevens die zij hebben verkregen in het kader van een schenking te gebruiken om klanten middels ongevraagde communicatie te benaderen voor gelijksoortige producten of diensten? Is dit het geval indien er sprake is geweest van een eenmalige schenking? Zo ja, betekent dit dat er volgens de regering worden gesproken van een klantrelatie als er sprake is van een eenmalige schenking?'

Ten slotte wijst de VVD erop 'dat de regering er niet voor heeft gekozen om in te gaan op de mogelijke effecten op de fondsenwerving van organisaties die met ideële of charitatieve oogmerken aan direct marketing doen. Kan de regering hier over uitweiden? Is het mogelijk een inschatting te maken van de fondsen die deze organisaties door middel van direct marketing ophalen? Kan de regering eveneens toelichten welke stappen ondernomen zijn om deze gevolgen in kaart te brengen?

CDA

Het CDA leest in de voorstellen 'dat de regering heeft besloten het belang van bescherming van consumenten en andere natuurlijke personen en hun privacy zwaarder te laten wegen dan het belang van de filantropische sector. Kan de regering toelichten op basis waarvan en op grond van welke criteria deze afweging is gemaakt? Kan de regering een reactie geven op het Zestonderzoek dat de goede doelen zelf hebben laten opstellen? Welke mogelijkheden en onmogelijkheden zijn er om goede doelen uit te zonderen van het opt-in-systeem en hun eventueel via zelfregulering ruimte te bieden voor telemarketing? Zou dit volgens de staatssecretaris tot ongewenste situaties kunnen leiden? Kan de regering schetsen wat de voor- en nadelen zijn van het afzonderlijk en ruimer te definiëren van de klantrelatie voor goede doelen dan voor commerciële marketingdoeleinden?'

Het CDA constateert dat 'goede doelen voorstellen geen termijn te stellen aan de periode dat contractgegevens kunnen worden gebruikt voor telemarketing. Daarnaast verzoeken zij, zo lezen de leden, een aanpassing in het voorstel, zodat voor goede doelen niet alleen natuurlijke personen die een donatie hebben gedaan worden uitgezonderd van de opt-in (toestemming vooraf), maar ook natuurlijke personen die aantoonbaar sympathiseren met een goed doel.' Het CDA vraagt 'de regering hoe zij aankijkt tegen het anders en onderscheidend definiëren van de klantrelatie in de context voor goede doelen, zodat niet alleen een financiële relatie geldt als een klantrelatie maar ook voor goede doelen indien een natuurlijk persoon aantoonbaar sympathiseert, bijvoorbeeld blijkend uit het verrichten van vrijwilligerswerk, voor het betreffende doel, het ondertekenen van een petitie, bijwonen van een bijeenkomst etc. Kan de regering aangeven of het bovenstaande risico’s met zich meebrengt, bijvoorbeeld op het gebied van misbruik?

ChristenUnie

De leden van de ChristenUnie-fractie merken op dat de regering op dit moment geen aanleiding ziet om onderscheid te maken tussen commerciële, charitatieve en ideële doeleinden. De ChristenUnie ziet wel een verschil tussen telemarketing met commerciële doeleinden enerzijds en telemarketing met ideële en/ of charitatieve doeleinden anderzijds. Met telemarketing voor ideële of goede doelen wordt een breder maatschappelijk doel gediend dan enkel het commerciële doel van de beller. Het CDA wil weten of de regering dit standpunt deelt en of deze het onderscheid tussen een ideëel en een charitatief doeleinde helder kan omschrijven?

Het CDA merkt ook op dat het oogmerk van de telemarketeer voor de ontvanger van een telefoontje vaak niet uitmaakt, omdat fondsenwervers op even indringende wijze via de telefoon een inbreuk op de persoonlijke levenssfeer plegen als telemarketeers met een commercieel oogmerk.

Voorts verzoekt de ChristenUnie de regering explicitering van de in de memorie van toelichting genoemde 'zorgvuldige afweging van het belang van de filantropie tegen andere maatschappelijke belangen’.

PvdA

De PvdA vraagt de regering om, eventueel na overleg met de goededoelenorganisaties, een inschatting te maken wat het feit zal betekenen dat ook goede doelen alleen op basis van opt-in consumenten mogen benaderen voor hun fondsenwerving.

Voorts vraagt de PvdA of de regering met de PvdA van mening is dat de uitkomst van het voorliggend wetsvoorstel niet mag zijn dat erkende goede doelen substantieel minder fondsen zullen aantrekken en voor maatschappelijk relevante doelen kunnen aanwenden.

En ingeval de regering meent dat de goede doelen inderdaad minder zullen gaan ophalen, wil de PvdA weten of de regering in dat geval het er wel of niet mee eens is dat het opleggen van het opt-in-systeem voor goede doelen, mede gezien het belang dat zij dienen, niet proportioneel is ten opzichte van het tegengaan van eventuele ergernis bij consumenten en hoe de regering dat standpunt motiveert.

De PvdA voegt er nog aan toe te hebben begrepen dat telefoontjes van goede doelen minder irritatie bij consumenten opleveren dan telefoontjes van commerciële partijen en wil dat de regering daarop ingaat op basis van het onderzoek dat Goede Doelen Nederland door Zest heeft laten houden.

Meer over Telemarketing Telefonische fondsenwerving Goede Doelen Nederland Mona Keijzer PvdA Zest Telecomwet CDA ChristenUnie GroenLinks VVD

Jaap Zeekant

Hoofdredacteur Vakblad fondsenwerving

Jaap was eind jaren 90 oprichter van Vakblad fondsenwerving. Hij was ruim een halve eeuw actief in de non-profitsector en 45 jaar serieus bezig met fondsenwerving. Hij was nauw betrokken bij de oprichting van wat tegenwoordig Goede Doelen Nederland is. Als oprichter van Vf was Jaap ook betrokken bij de oprichting van de Vakopleidingen Fondsenwerving. Daarnaast was hij founder van de Nationale Vakdag fondsenwerving. Jaap overleed geheel onverwachts op donderdag 28 mei 2020.

Jeroen Hogenhout

Gastauteur

Jeroen Hogenhout is expert op het gebied van duurzame donateurscommunicatie. Vanuit zijn bedrijf Hogenhout Fundraising Support is hij sinds 2010 actief als onafhankelijk adviseur voor wervende non-profits.

Wekelijksenieuwsbrief

Vond je dit een goed verhaal? Wil je meer van dit soort artikelen automatisch in je mailbox? Schrijf je dan in voor onze wekelijkse nieuwsbrief 👇

Close