Het initiatiefvoorstel ‘Wet bestuurlijk verbod ondermijnende organisaties’ is, ruim zes jaar nadat het voor het eerst werd ingediend, niet door de Eerste Kamer gekomen, tot opluchting van de goededoelensector. Het voorstel richtte zich primair op het verbieden van criminele motorbendes en vergelijkbare organisaties, maar kon volgens tegenstanders op termijn leiden tot ongerechtvaardigde beperkingen van de vrijheden van allerlei maatschappelijke organisaties.

Als de wet door de Eerste Kamer gekomen zou zijn, konden organisaties niet alleen door de rechter worden verboden, maar ook aan een minister. Dat stootte (rechts)geleerden en vertegenwoordigers van het maatschappelijk middenveld tegen het zere been: volgens hen kan van een minister niet worden verwacht dat zij met dezelfde onafhankelijkheid en onpartijdigheid werken als een rechter. Ook bestaat de mogelijkheid om ondermijnende organisaties aan te pakken al, namelijk via civiel- en strafrechtelijke instrumenten.
Ook de Raad van State zag het daarom niet zitten dat de wet, in november 2018 ingediend door CDA, PvdA, VVD, SGP en ChristenUnie, zou worden goedgekeurd. Het adviesorgaan van de regering adviseerde het niet in behandeling te nemen.